Door Hella van de Beek op 16 juni 2016

“Meer administratieve lastendruk door decentralisatie jeugdzorg”

Tot 2015 kende de jeugdzorg drie verschillende onderdelen. Jeugd en Opvoedhulp (waaronder jeugdbescherming), gefinancierd door de provincie. Daarnaast Jeugd GGZ (geestelijke gezondheidszorg), betaald door zorgverzekeraars. En als laatste Jeugd LVB (licht verstandelijke beperkingen), betaald door AWBZ via landelijke zorgkantoren.

Vanaf 2015 zijn die drie verschillende onderdelen van de jeugdhulp onder verantwoordelijkheid van de gemeente gekomen. De gemeente werd daardoor de partij die alle jeugdhulp van 0 – 18 jaar inkoopt.

Haarlem heeft het eerste jaar van de decentralisatie jeugdzorg zonder kleerscheuren overleefd. Er zijn geen ernstige incidenten gebeurd, geen instellingen omgevallen. Er is hard gewerkt aan de ontwikkeling van jeugdteams van de Centra voor Jeugd en Gezin. Een goed moment om even in te zoomen op de achterkant van deze grote operatie. Wat gebeurt er achter de schermen van gemeente en jeugdhulp? Kloppen de verzuchtingen dat de administratieve lastendruk is toegenomen? We leggen deze vragen voor aan Jasper Wagemakers, een stafmedewerker van een regionale jeugdhulpinstelling. Hij verstrekt allerlei gegevens aan gemeenten over de hulp die geleverd wordt en zorgt dat er rekeningen gestuurd worden.

Door wie worden jullie nu betaald?
“Onze instelling levert zowel Jeugd GGZ als Jeugd & Opvoedhulp en werkt ook nog eens met jongeren tot 23 jaar. Dat betekent dat wij voor de groep 18 – 23 jaar te maken hebben met vijf zorgverzekeraars. En voor de groep 0 – 18 jaar met 35 verschillende gemeenten. Dus 40 financiers samen. Voorheen waren dat er zes! Eén provincie en vijf verzekeraars. De gemeenten doen wel in regionale groepen samen de zorginkoop. Voor ons zijn dat negen samenwerkingsverbanden.”

Wat zijn de drie grootste problemen?
“De gemeenten houden er allemaal eigen regels op na hoe instellingen gegevens aan moeten leveren over de uitgevoerde hulp. Bijvoorbeeld wanneer je moet melden dat er een nieuwe cliënt in zorg komt. Ze stellen verschillende eisen aan de gegevens die je moet aanleveren over cliënten. Zo wil bijvoorbeeld de ene gemeente weten wat de datum van een verwijsbrief is, en de andere gemeente niet. Of de ene wil het tussentijds weten als je een andere hulpvorm inzet of de bestaande verlengt, en de andere weer niet. Ook maken ze verschillende afspraken over hoe en hoe vaak je rekeningen kunt sturen die zij moeten betalen.

Bovendien heeft zeker de helft van de gemeenten geen geautomatiseerd systeem voor die gegevensuitwisseling. De gemeenten die dat wel hebben, verschillen dan weer qua systeem van hun buurgemeente. Door al die verschillen moeten wij nu handmatig lijstjes bijhouden per gemeente. Vroeger waren instellingen gewend om op één manier alle gegevens aan te leveren, en bij zorgverzekeraars ook op een geautomatiseerde manier.

Verder is er nog steeds per ‘oude’ jeugdsector een andere manier van kostenberekening. Daar zou een nieuw landelijk bekostigingssysteem voor komen, maar dat is er nog lang niet. Dat betekent dat je voor verschillende hulpvormen op een andere manier rekeningen moet opstellen en je besteding moet verantwoorden. Dit is extra lastig in je administratie. De Vereniging Nederlands Gemeenten (VNG) wilde in 2014 wel een eenduidig landelijk systeem invoeren voor beleidsinformatie. Dat had ertoe moeten leiden dat instellingen aan alle gemeenten dezelfde gegevens zouden aanleveren via één systeem. Daar is tot nu toe nog niets van terecht gekomen. Dus is iedere gemeente nu het wiel opnieuw aan het uitvinden. Landelijk zit er nog niet veel schot in zo’n systeem voor beleidsinformatie en ook niet in een nieuw financieringssysteem.”

Geef eens een voorbeeld van een probleem bij de financiering?
“Wat steeds meer gebeurt, is dat een gemeente een rekening niet betaalt aan een instelling, omdat niet altijd duidelijk is wie de rekening moet betalen. Dat heeft te maken met het woonplaatsbeginsel. De woonplaats van cliënt moet betalen, maar bij gescheiden ouders met beide gezag en wonend in een andere gemeente, is dat wel eens lastig, wie moet er dan betalen? Er was ooit afgesproken dat gemeenten dit onderling zouden verrekenen, zodat instellingen en cliënten daar geen last van hebben. Dat gebeurt echter niet. Facturen worden nu dus bij onduidelijkheid heen en weer geschoven. Er schijnen al instellingen in financiële problemen te raken. De Jeugd & Opvoedhulp heeft namelijk erg veel gebroken gezinnen als cliënt.”

Wat betekent dit allemaal voor jullie organisatie?
“Wij hebben zeker drie fte extra personeel aan moeten trekken voor het goed regelen van de bedrijfsvoering. De accountantskosten zijn ook met zeker 50 procent gestegen. Dat komt omdat de gemeenten ook geen eenduidig accountantsprotocol hebben. Wij werken nu met drie verschillende accountantsprotocollen; dat betekent dat afhankelijk van de gemeente er een andere toetsing wordt uitgevoerd op onze gegevens. Een aantal van die protocollen is ook veel strenger dan ooit het geval was. Verzekeraars bijvoorbeeld willen vijf procent van dossiers getoetst hebben (op bijvoorbeeld geldige verwijsbrieven, behandelplannen en verslaglegging), sommige gemeenten 20 tot 25 procent van de dossiers! De instelling is dus meer geld kwijt aan administratie en houdt minder over voor de uitvoerende hulp.”

En wat betekent dat voor cliënten?
“Bij de overheveling van de Jeugdhulp naar de gemeenten werd door de rijksoverheid al een bezuiniging van 20 procent meegegeven aan de gemeenten. De gemeenten moesten vervolgens flink investeren in extra ambtenaren. Waar vroeger vijf ambtenaren bij de provincie de hele Jeugdzorg regelden, doen nu minimaal enkele ambtenaren per gemeente dat! Daar komt nog bij dat er extra geld van instellingen besteed wordt aan administratie in plaats van hulp aan gezinnen. De bezuiniging van 20 procent zal dus eigenlijk veel groter zijn als het om de ‘handen aan het bed’ gaat. In de specialistische jeugdhulp is dat in elk geval te merken aan de toename van wachtlijsten en wachttijden. De tijd moet uitwijzen hoe lang deze transitieperikelen gaan duren.”



Dit artikel maakt onderdeel uit van De Vooruit, een sociaal-democratisch online nieuwsplatform. Het uiteindelijk doel van De Vooruit is om de verhalen, ervaringen en dromen van mensen onder woorden te brengen. Hun verhalen vormen de basis van ons politieke werk. Ze zetten ons aan het denken en zorgen er voor dat we in actie komen. Waar nodig of mogelijk leggen we de verbinding met onze ombudsteams, die mensen snel en deskundig met raad en daad bijstaan.